Esser schreef ook in zijn memoires dat hij Breitner de belangrijkste kunstenaar van de negentiende eeuw vond, terwijl Willem Witsen, met wie Breitner zijn leven lang bevriend zou blijven, hem beschouwde als een genie. Breitner zelf zag zich als ‘een schilder van het volk’, een op grond van zijn onderwerpen en de realistische benaderingen ervan terecht gekozen kwalificatie.
Breitner begon rond 1889 met fotograferen. Zoals de meeste kunstenaars uit die tijd gebruikte hij dit medium in de eerste plaats als een hulpmiddel en geheugensteuntje voor zijn schilderijen en tekeningen, maar de foto’s zijn ook prachtige getuigenissen van het stadsleven in Breitners tijd. Zoals bijgaande foto van de Oudezijds Achterburgwal rond 1900 uit de collectie van het Rijksmuseum. Zijn foto's zijn momentopnames, dynamische zwart/wit beelden van soms toevallige, dan weer welbewust uitgekozen onderwerpen, geregistreerd met een moderne en originele blik.